JURYRAPPORT JAN HANLO ESSAYPRIJS 2003

Amsterdam 24 september 2003

De jury:
Agnes Andeweg
Annet Mooij
Gillis Dorleijn
Hans Renders (voorzitter), Hanlo biograaf

Dames en Heren,

Het belang van poëzie zit in het ongerijmde. Zo zou je de inzending kunnen samenvatten die door de jury van de Kleine Jan Hanlo Essayprijs is bekroond. Uit 44 anoniem ingestuurde korte essays heeft de jury het betoog gekozen waarin wordt geprobeerd het belang van poëzie voor het voetlicht te brengen. De anonieme inzender, later bleek dat de Vlaamse dichter en wetenschapper Geert Buelens te zijn, heeft op lichtvoetige wijze beschreven hoe weinig subtiel poëzie vaak ingezet wordt ten behoeve van politieke doeleinden.
Niet alleen Dominique de Villepin, de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, schreef gedichten, ook Baldur van Schirach, leider van de Hitlerjugend, en George Kettmann en Ferdinand Verknocke. Daarnaast waren enkele honderden verzetsdichters, antifascisten zou je kunnen zeggen, tijdens de Tweede Wereldoorlog actief. Volgens Buelens heeft de poëzie tijdens die oorlog haar gezicht verbrand en verschanst ze zich in haar reservaat vol fabeldieren, lege plekken en totaal witte kamers. Radovan Karadzic, ook een bevlogen dichter, presteerde het zelfs om zijn volgelingen via de poëzie met hel en verdoemenis te bedriegen en zelfs te bedreigen.
Het belang van poezie is dat ze geen belangen dient. Gemarginaliseerde poëzie is misschien de enige die blijft, zo sluit Buelens af. Het is al mooi als poëzie geen oorlogen ontketent of vergoeilijkt. En de jury feliciteert Geert Buelens met zijn bekroning met de Kleine Jan Hanlo Essayprijs.

Voor de Grote Jan Hanlo Essay Prijs zijn drie auteurs genomineerd, van de zestig ingestuurde essaybundels, die in 2001 en 2002 zijn verschenen. Drie, dat ligt reglementair vast maar het had ook een veelvoud daarvan kunnen zijn. We hebben nadrukkelijk gejureerd op evenwichtige bundels, dus een boek met een enkel mooi essay en voor de rest zwakke essays viel af. Evenals de columnachtige stukjes die de jury in nogal wat andere ingezonden essaybundels heeft aangetroffen - De drie genomineerde bundels zijn:
- Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt van Douwe Draaisma.
- De verzameling historische beschouwingen Mensen, Machten, Mogelijkheden van H.W. von der Dunk.
- Het putje van Milete, de essays van Stefan Hertmans.

Wat Douwe Draaisma zo boeiend maakt, is dat hij een grote belangstelling aan de dag legt voor het schone aan de wetenschap maar ook voor het precieze in de kunst. Ergens achterin Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt, vertelt Draaisma hoe hij ooit in de overlijdensadvertentie van Anne Vondeling, nu alweer bijna een kwart eeuw geleden, twee versregels las van Achterberg die hem altijd zijn bijgebleven. Jaren later blijkt dat hij ze verkeerd onthouden heeft en er zelfs een regel bij heeft verzonnen en hij probeert uit te leggen hoe dat komt. Dat valt niet mee, want het geheugen is onzichtbaar, abstract, ongrijpbaar. De taal van het geheugen is doorschoten met metaforen. Het wonderlijkste wat iemand met zijn geheugen kan beleven is de ervaring van een déjà vu. Om die beleving te bevatten moeten we begrijpen wat Rorschach, hallucinatie en depersonalisatie is. Draaisma schrijft er aanstekelijk over.

In het autobiografische geheugen tekenen we onze persoonlijke lotgevallen op. Het is het register dat we raadplegen als iemand ons vraagt wat onze vroegste herinnering is, hoe het huis eruit zag waar we als kind hebben gewoond of wat het laatste boek is dat we hebben gelezen. Het autobiografische geheugen groeit samen met ons op. Het is onze intiemste metgezel, maar stelt ons ook vragen. Waarom trekt het zich zo weinig van onze opdrachten aan, maakt het zoek wat we hadden willen bewaren? Waarom zijn we vrijwel alles vergeten wat voor ons derde of vierde gebeurde? Hoe komt het dat geuren zulke vroege herinneringen losmaken? Waarom lijkt het leven sneller te gaan als je ouder wordt?
Draaisma heeft een gevarieerd, wijs en onderhoudend boek geschreven over de menselijke geest, niet in de laatste plaats zijn eigen. En dat tekent misschien wel de ware essayist: dat hij bij alle vragen die hij zich stelt ook letterlijk bij zichzelf te rade gaat.
Hij weet de alledaagse verwondering over de kronkels van onze geest reliëf te geven door gevarieerde bronnen te gebruiken: egodocumenten, historische ontwikkelingen in de psychologie, en filosofie en literatuur.
In zijn essay over de vraag waarom wij ons voorwaarts herinneren haalt Draaisma een gedicht van Jan Hanlo aan (wat natuurlijk leuk is in het kader van deze prijs), 'Wij komen ter wereld', dat een achterwaarts geleefd leven beschrijft. Kenmerkend voor Draaisma's manier van werken is dat hij het gedicht niet alleen als illustratie bij een these gebruikt, maar als vertrekpunt om verder te denken.
H. von der Dunk schreef een geslaagde essaybundel: knap, erudiet, met groot gemak puttend uit een brede kennis van de Europese geschiedenis en van de geschiedenis als discipline, veelzijdig, onderhoudend, ook wel lekker mopperend op z'n tijd, geen overdreven respect voor reputaties. Goed geformuleerd, aangename lectuur. Ook echte essays in de zin dat ze persoonlijk zijn, niet in de huilerige traditie van het autobiografische, maar sterk geleid door eigen voor- en afkeuren, ergernissen en preoccupaties. Dat pakt goed uit.
Sinds de Utrechtse historicus Von der Dunk met emeritaat is, schrijft hij het ene na het andere interessante boek. Hij legt ook uit hoe dat komt, want bescheiden duidelijkheid bestaat niet. Het 'universitaire ambtenarenklimaat' heeft ervoor gezorgd dat subsidies veelal worden gereserveerd voor modieuze onderwerpen en dat historici onder betuttelende controle staan, hetgeen conformisme en middelmaat in de hand werkt.
Mensen, Machten, Mogelijkheden is te karakteriseren als een allesomspannende cultuurhistorische polemiek met de instituties. Al was het alleen maar omdat hij boeken publiceert en geen artikelen, en hij bij een publieksuitgeverij zit en niet bij een uitgever die uitsluitend voor universiteitsbibliotheken produceert. De internationaal vermaarde studie Herfsttij der Middeleeuwen van Huizinga zou in het huidige academische klimaat overigens ook laag scoren. Een van de academische gewoontes waar Von der Dunk zich op geestige wijze tegen verzet is het ongebreidelde citeren. Hij maakt een onderverdeling: Eerst is er het imponeercitaat, om te belezenheid te etaleren. Dan het verwante pronkcitaat. Bestuurders maken graag gebruik van een zin uit Shakespeare of Proust. Von der Dunk hoorde een collega eens een Engelstalig citaat van Kant gebruiken. 'Blijkbaar een mij nog onbekende Amerikaanse socioloog.' Maar nee, het bleek onmiskenbaar de grote Kant.
Het classy mottocitaat, liefst van Confucius, is ook helemaal ingeburgerd, als een stropdas bij officiële gelegenheden. Het vleicitaat is voor collega of leermeester en lijkt erg op het relatiecitaat: 'Kindlein, zitiert einander!' De tweedehands eruditie betreft citaten die als citaten zijn overgenomen zonder het werk van de geciteerde schrijver te kennen. En dan is er nog het citaat, 'omdat men het zelf niet treffender kan zeggen'. Ik citeer daarom hier Von der Dunk: 'De onbetwist meest geciteerde Nederlandse historicus in dit opzicht, binnen en vooral buiten vakkringen, is Pieter Geyl dankzij één zin: ik behoef niet te zeggen welke.'

Stefan Hertmans
Thales van Milete liep op een avond zo aandachtig naar de sterren te turen, dat hij per ongeluk in een put viel. Waarop een toegesnelde oude vrouw zou hebben uitgeroepen: `Hoe kun je verwachten alles over de hemel aan de weet te zullen komen, als je niet eens kunt zien wat vlak voor je voeten ligt?' Hertmans is het niet eens met die oude vrouw.
Hij moet niets hebben van praktische geesten, tegelijkertijd ziet hij wel in dat je de werkelijkheid moet tackelen. Neem nu Martin Heidegger, Peter Handke en Botho Strauss. De eerste sloot zich aan bij de nazi's, de tweede liet zich gebruiken als propagandist voor de Servische zaak, de derde kwam terecht in een extreem-rechts gezelschap. Allemaal het gevolg van een veronachtzaamd besef van de werkelijkheid. Dat vond Pim Fortuyn ook, maar dat is ook al geen bondgenoot van Hertmans.
Stefan Hertmans laat in Het putje van Milete zijn grote veelzijdigheid als essayist zien. Hij schrijft over actuele onderwerpen als de moord op Pim Fortuyn of de zaak Dutroux, op een manier die betrokken is, en tegelijkertijd afstand neemt van de waan van de dag. Met even groot gemak buigt hij zich over een gedicht van D.H. Lawrence, of het werk van Herman de Coninck. Zijn beschouwingen getuigen van een grote belezenheid; ze vertonen, ook stilistisch, een zeldzame gedrevenheid: schrijven is niet zomaar pirouetten trekken rond een idee, maar is iets wat er toe doet.
Hertmans behoort tot de schaarse essayisten in ons taalgebied die zich rekenschap geven van de postmoderne conditie. Zelf zegt hij daarover: 'Ik ben een Paulus die een Saulus wil blijven'. Voor Saulus sluit de ene waarheid de andere uit, Paulus is zelf die andere waarheid geworden en wil anderen daartoe bekeren. Hertmans weet dat je niet alles moet geloven dat gedrukt staat. En zeker niet in zoiets alledaags als de krant.
De essays van Hertmans leggen een denkwereld bloot die gebouwd is op de fundamenten gelegd door zogenaamde moeilijke filosofen als Adorno, Foucault, Heidegger en Slavoj Zizek. Deze essays zijn mede daardoor geen luchtige, gemakkelijk te consumeren columnachtige stukjes, maar teksten die een beroep doen op de intellectuele en morele inzet van de lezer. Bij hem heb je het idee dat de inspanning die je je als lezer moet getroosten niet voor niets is. Je wordt meegenomen op kronkelige en niet altijd helder verlichte paden, maar er is wel een eindpunt, en op dat eindpunt aangekomen heb je ook echt wat ervaren.

Het was, geachte aanwezigen, daarom een moeilijke keuze deze keer.
Na ampel beraad, kan ik namens de jury Agnes Andeweg, Annet Mooy en Gillis Dorleijn mededelen dat de Grote Jan Hanlo Essayprijs 2003 toegekend is aan het boek waarin iets meer dan in de andere de intellectuele nieuwsgierigheid de vorm krijgt van een avontuurlijke zoektocht. Dat boek is: Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt van Douwe Draaisma.